-
1 sauf
sauf1 [soof],sauve [soov]♦voorbeelden:————————sauf2 [soof]〈 voorzetsel〉1 behalve ⇒ uitgezonderd, behoudens♦voorbeelden:sauf erreur • vergissing voorbehoudentout sauf … • alles eerder dan …sauf que • afgezien van, behalve dat¶ sauf à 〈+ onbepaalde wijs〉 • onder beding dat, onder voorbehoud dat; 〈 ook〉 wat niet verhindert dat1. = sauve; adjbehouden, ongedeerd2. saufprépbehalve, uitgezonderd3. sauf queconjafgezien van, behalve dat -
2 l'honneur est sauf
-
3 saved face
zijn eer gered (heeft zich eervol uit een netelige situatie weten te redden)
См. также в других словарях:
fin — af·fin·i·tive; af·fin·i·ty; al·fin; an·thra·ru·fin; ar·ci·fin·i·ous; ar·gen·taf·fin; bif·fin; bof·fin; chro·maf·fin; cof·fin·less; con·fin·i·ty; cuf·fin; de·fin·abil·i·ty; de·fin·able; de·fin·er; de·fin·i·en·dum; de·fin·i·ens; de·fin·i·tive·ly;… … English syllables